Uit de Echo van 7 maart 2001
Mogelijk definitief antwoord op raadselachtige gezondheidsklachten
Noors lab betrokken bij El-Al-ramp
HAARLEM - Terwijl het Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer, opgezet door de arbodienst KLM Arbo Services en uitgevoerd met behulp van de ziekenhuizen AZ Vrije Universiteit en het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis, in volle gang is, hoopt de Haarlemde chemicus Jan Zonjee, in dienst van BVDA International in Haarlem - los van het eerder genoemde onderzoek en uit eigen middelen gefinancierd door zijn werkgever - een verband te vinden tussen de gezondheidsklachten en de vliegramp.
Zonjee vertelt: "Wij hebben een aantal vrijwilligers gevraagd mee te doen aan onderzoek, dat betrekking heeft op de nasleep van de ramp met de El-Al Boeing in 1992, dit naar aanleiding van de raadselachtige gezondheidsklachten, waarmee een groep van enkele honderden mensen te maken heeft. Dat onderzoek start binnen afzienbare tijd. Bij de BVDA hoordem wij daarvan, toen wij in juni 1999 een technisch rechercheur uit Eindhoven, Theo Velders, op bezoek hadden in Haarlem.
Velders, die voor het Rampen Identificatie Team (RIT) in de veelbsproken hangar 8 op Schiphol had gewerkt, had gezondheidsproblemen die hij wijt aan zijn werk voor de RIT daar. Na enkele jaren waren zijn klachten zo erg, dat hij langdurig ziek thuis zat."
Velders noemde een aantal symptomen en klachten, die je niet vaak hoort. Zonjee: "Gewrichtspijnen, verlies van lichamelijke kracht, concentratiestoornissen, gezichtsstoornissen, slapeloosheid, intense vermoeidheid en een huisuitslag die geen dermatoloog herkent of waar iets aan gedaan kan worden. Deze klachten worden trouwens ook genoemd door doktoren, die gehoord werden in verband met de enquête."
Veevoeder
Zonjee trok zich het lot van Velders zo aan, dat hij op eigen initiatief op onderzoek uitging. "Die avond ben ik op internet gaan zoeken of er iets paste bij dit soort klachten. Daarbij ging ik in eerste instantie op zoek naar informatie over een grootschalig ongeluk in de staat Michigan (VS), waarbij een partij van brandvertragers, een mengsel van polybroombiphenylen (PBB's), bij vergissing door een partij veevoeder gemengd werd (enkele honderden kilo's). Via de melk van de koeien heeft toen een groot aantal mensen kleine hoeveelheden PBB's binnengekregen. Polybroombiphenylen worden, mogelijk door het ongeluk in Michigan, al een tijd niet meer gebruikt. Hiervoor in de plaats zijn polybroomdiphenylethers gekomen, die qua type gezondheidsklachten dat ze veroorzaken sterk overeenkomen met die van PBB's."
De zoektocht op internet leverde al snel wat op. Tot mijn verbazing bleken de beschreven gezondheidsklachten van de mensen in Michigan sterk overeen te komen met die van Velders. Verder zoeken leverde alleen maar nadere bevestiging op. Onze hypothese is, dat broomhoudende brandvertragers, die in ruime mate in de electronica aan boord aanwezig was, de gezondheidsklachten die in verband met de ramp worden gebracht veroorzaken."
BVDA-directeur Jan van Schie, vond de door Zonjee gevonden literatuur zo overtuigend dat hij zelf een aantal politieke partijen en kranten heeft opgebeld om hen te interesseren. Zonjee: "Zo hebben we in juni 1999 de SP en de PvdA informatie toegestuurd, waar we verder niets meer op gehoord hebben. In het najaar van 1999 hoorde Koen Voskuil (nu redacteur bij Sp!ts) en Donald Esser (De Echo) van onze hypothese. Zij hebben zich erin verdiept en toen een groot artikel geschreven. De heer Jan Lau, die voor het stadsdeel Zuidoost een coördinerende functie had, toonde belangstelling voor de hypothese en heeft die (voor zover wij weten) onder de aandacht gebracht van de commissie van deskundigen die zich bezighield met het medisch onderzoek. Van hem hebben wij later begrepen, dat deze commissie geen reden zag om verder onderzoek aan de hypothese te doen. De commissie schatte de kans op gezondheidsklachten als gevolg van de blootstelling aan PBB's tijdens en na de ramp als zeer laag."
Niet diepgaand genoeg
Mevrouw Borst-Eilers, de minister van Volksgezondheid, ontkende later (verslag van een schriftelijk overleg, vastgesteld 27 december 1999 in antwoord op een vraag van de PvdA-fractie) van de hypothese af te weten. Letterlijk zegt ze overigens alleen maar 'dat er geen correspondentie van dhr. Zonjee bekend is (...)'.
Het is duidelijk: van de kant van de bevoegde instanties is geen enkele moeite gedaan om de hypothese te toetsen. Zonjee: "Het rapport van de RIVM Gezondheidsrisico's brand El Al Boeing, waarin gesteld werd dat de brandvertragers (waar het vliegtuig vol mee zat, zoals ze zelf zeggen) geen onaanvaardbaar risico voor de gezondheid hebben gevormd, zal hier mede de schuld van zijn. Het vervelende is echter, dat juist op dit gebied het RIVM rapport niet diepgaand genoeg is geweest. Er worden zelfs uitspraken over gedaan die kant noch wal raken."
Gefrusteerd door de gang van zaken, ondernam BVDA actie en startte op op eigen kracht een onderzoek. Zonjee: "Enig speurwerk en bellen met Nederlandse deskundigen op het gebied van dit soort stoffen leerden ons dat zij de hypothese wel interessant vonden. We vonden twee laboratoria, die brandvertragers in mensen en/of dieren bepalen en die dit ook voor ons wilden doen. Het dichtstbijzijnde laboratorium is het NIOZ in IJmuiden, dat gehaltes bepaalt in lichaamsvet (van vissen en walvissen overigens). Het andere laboratorium is het milieuchemie laboratorium van de Universiteit van Stockholm. Deze doet de analyses aan de hand van bloedplasma (bloed vrijgemaakt van cellen door centrifuge). Aangezien we het nemen van een vetmonster (enkele grammen is overigens voldoende) ingrijpender vonden dan het nemen van een bloedmonster meenden we, dat Stockholm een voor ons betere methode hanteerde. Dit lab wordt nu betrokken bij het onderzoek. Het nemen van een bloedmonster kan iedere huisarts, echter het cenrifugeren van het bloed en vervolgens ingevroren versturen is een ander verhaal. In eerste instantie hebben we het Centraal Laboratorium Bloedtranfusiedienst benaderd. Die lieten ons echter eind februari 2000 weten, dat zij het niet konden doen, omdat "dit niet tot het takenpakket behoort." Zij adviseerden ons daarom een artsenlaboratorium te benaderen. Dit hebben wij echter pas een jaar later gedaan. Als de hypothese over de brandvertragers als veroorzaker van de gezondheidsklachten steekhoudend blijkt en er dus harde feiten liggen, kan de politiek weer benaderd worden om iets te gaan doen. Niet dat het in onze ogen erg zinvol is een zondebok te gaan zoeken, maar omdat wij denken dat het ministerie van Volksgezondheid een rol kan spelen in een therapie voor de klachten."
Langzaam
Uit eigen onderzoek van Procter & Gamble (in Nederland bekend als producent van schoonmaakmiddelen als onder meer Dreft) en ander onderzoek is gebleken dat Olean, een zogenaamde vetvervanger, een goed middel is om lipofiele verbindingen, zoals PBB's, PCB's, dioxines en dergelijke uit het lichaam te helpen verwijderen. Normaal gaat dit namelijk uiterst langzaam (halfwaardetijden van circa tien jaar). De oorzaak hiervan is, dat de lever zijn uiterste best doet om deze probleemstoffen te verwijderen en die ook uitscheidt in de gal, maar dat deze stoffen verderop in de darmen weer opgenomen worden.
Olean lijkt chemisch gezien sterk op vet. Waar in vet (en plantaardige olie) de vetzuren zijn veresterd aan glycerine, zijn in Olean de vetzuren veresterd aan sucrose. Beide zijn natuurlijke grondstoffen, echter in deze "combinatie" kan ze door de darmen niet opgenomen worden en wordt onveranderd weer uitgescheiden. In de darmen vormt het een soort filmpje, dat de met de gal uitgescheiden giffen vasthoudt. Olean is een synthetisch frituurvet, dat in Amerika sinds enige tijd is toegelaten voor het bakken van chips en andere zoutjes. Fat-free Pringles is één van de merken die met dit product gemaakt worden. In andere landen wordt Olean echter nog niet gebruikt of is nog niet toegelaten voor gebruik. Tot slot weet Zonjee: "Van het gebruik als therapie voor 'ontgifting' hebben wij niet gehoord van praktijkvoorbeelden. De werking ervan is echter reeds onomstotelijk vastgesteld."
|